Argus
Zittend in onze kamer
met de zon op je gezicht,
zo aaibaar en zo licht.
Onzichtbare donshaartjes lichten zomaar op
op jouw mooie bakkerskop.
Gefascineerd moet ik kijken naar
al die gradaties van Ariehaar.
Argus, waker met alziende ogen,
afschuwelijk werd jij ooit bedrogen.
Een moment van onvoorzichtigheid
kostte jouw je reuzentijd.
Om jou toch nog wat te eren
kijk jij nu door pauwenveren.
Bij een tragische gebeurtenis
werd schoonheid de betekenis.
Callantsoog, gesitueerd
heb jij mij nog maar eens geleerd:
Jezelf zijn, soms een hele kunst,
naast jou staan voor mij een gunst.
OneeyeArie, Ariemijn,
voor altijd wil ik bij je zijn.